Werkwijze

Het verven met planten is een natuurlijke zaak. De natuur levert kwaliteit, maar neem er de tijd voor. Wol en planten hebben een hekel aan grote temperatuur verschillen. Beide willen ruim in het water zwemmen. Gebeurt dat niet, dan is het resultaat ongelijkmatig. Bedenk dat tijdens het koken er water verdampt, dus begin met een erg ruime hoeveelheid en stop de wol nat in het verfbad. Mocht er toch te weinig water overblijven, gooi er dan niet zomaar een plens koud water bij. Haal de wol er eerst uit, giet er water bij van ongeveer dezelfde temperatuur, roeren en dan de wol er weer in. De wol neemt de kleurstof langzaam op. Af en toe roeren en onderdompelen is voldoende.


# Chemicaliën

Bij sommige kleuren moet de wol eerste een voorbehandeling ondergaan om geverfd te worden met planten. Dit noemen we beitsen. Daarnaast is het soms nodig om de kleur stof aan de stof te laten binden. Dit noemen we fixeren. Beitsen gebeurd vóór het verven, fixeren aan het eind van het verfproces.
Chroom haalt de meest kleur uit de plant en is de meest eenvoudige en minst kostbare beits. Aluin geeft meestal wat lichtere kleuren dan chroom. Tin wordt gebruikt om de kleur op te lichten. Koper en ijzer doen de kleur veranderen. Koper doet sommige gelen zelfs veranderen in groenen en bruinen. Sommige beitsen zijn giftig. Let dus heel goed op wanneer je met jonge kinderen gaat beitsen en fixeren. De chemicaliën zijn verkrijgbaar bij goede drogisten en soms bij apothekers. De officiële namen van de gebruikte beitsen zijn:
∙    chroom:    kaliumbichromaat (oranje kristallen);
∙    aluin:    potassium aluminium sulfaat, vaak gebruikt met wijnsteenzuur (beide witte kristallen);
∙    koper:    kopersulfaat (groene kristallen);
∙    ijzer:    ijzersulfaat (blauwgroene kristallen);
∙    tin:        tinchloride, vaak met wijnsteenzuur of oxaalzuur.